10e ZONDAG DOOR HET JAAR ( A ) - 4 en 5 juni 2005.
1e Lezing : Hosea 6: 3 - 6
Evangelie: Mattheüs 9 : 9 -13.
Zusters en broeders,
'Titaantjes' is een radioprogramma op zondagmorgen. Daarin interviewt Pat Donné telkens een min of meer bekende persoon. Er zijn een paar vragen die in elk van die interviews terugkomen. Eén van die vragen is:
Waarom doe je het allemaal?
Dat is een vraag die je ook wel eens zou kunnen stellen met betrekking tot Jezus van Nazareth. Waarom deed hij het allemaal?
Hij trok rond door stad en land. Hij verzamelde leerlingen om zich heen. Hij probeerde aan mensen een boodschap door te geven. Hij genas zieken. Hij zocht mannen en vrouwen op waar zijn medeburgers liefst met een boogie omheen liepen. Dat bracht hem in conflict met de religieuze leiders van zijn tijd. Maar daar schrok hij niet voor terug. Hij ging door, hij ging zijn eigen weg.
Waarom deed hij het allemaal?
Daar is een simpel antwoord op. Hij deed dat omdat hij geloofde dat een andere wereld mogelijk was. Een wereld die niet beheerst zou worden door geld of door geleerdheid, niet door het zoeken naar genot of naar macht. Om het maar meteen te zeggen: een wereld waarin en waarvan de liefde de drijvende kracht zou zijn.
En omdat God liefde is, noemde hij die andere wereld: de wereld van God of in de taal van zijn traditie: het Koninkrijk van God.
Waarom deed hij het allemaal? Omdat hij bezig was zo'n andere wereld op te bouwen.
Die nieuwe wereld zou worden gebouwd op drie pijlers.
De eerste van die pijlers was de gerechtigheid.
Die nieuwe wereld moest een samenleving zijn die niet door allerlei vormen van onrecht en bedrog zou worden scheef getrokken .
De tweede pijler is die van de dienstbaarheid.
Dat heeft hij voorgedaan. En hij gaf er commentaar bij: 'Ik ben niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen'. (Matt. 20: 28) En: 'Wie onder jullie de grootste wil zijn, moet de voeten van de anderen wassen'. (Joh. 13: 14)
De derde pijler is die van de barmhartigheid.
Barmhartigheid is een houding van mededogen ten opzichte van mensen die een scheve schaats hebben gereden.
Over die laatste pijler gaan de twee lezingen van vandaag.
Jezus van Nazareth is er geregeld op terug gekomen dat God een barmhartige God is. Over God en zijn barmhartigheid vertelde hij verschillende parabels: de parabel van de verloren zoon, die eigenlijk de parabel van de barmhartige vader voor zijn twee zonen is. De parabel van het verloren schaap en van het verloren geldstuk.
Hij heeft het daarin over God, over God die op zoek gaat naar wat verloren was. Over God die feest viert als hij terug gevonden heeft, wie verloren gelopen waren. En God is die herder die dat schaap zoekt. En die vorm - het is God, God zelf
Die barmhartigheid van God lag aan de basis van Jezus' eigen barmhartigheid voor mensen die als verloren werden beschouwd of die afgeschreven waren. Als men hem dat verwijt, dan verwijst hij tot twee keer toe naar de tekst uit onze eerste lezing van vandaag. God zegt daar, door de profeet Hosea: 'Barmhartigheid wil ik, veel liever dan offers'.
In de lijn van die barmhartigheid doet hij iets wat bijzonder opvallend, bijna uitdagend is. Hij is bezig met het fundament te leggen voor die nieuwe wereld. En daarvoor kiest hij twaalf mannen uit. Dat is een symbool: want het waren twaalf mannen, twaalf zonen van aartsvader Jacob, waarop Israël was gebouwd. Hij maakt door de keuze van die twaalf duidelijk, dat hij een nieuw soort Israël, een nieuwe samenleving aan het opbouwen is.
En bij die twaalf neemt hij er nu één op die ieder ander thuis zou hebben gelaten.
Een afzetter, een collaborateur, een gevaarlijk man, op zijn minst een risico Mattheüs. Maar in die keuze trekt hij de barmhartigheid van God door.
Het is prachtig, het is idealistisch, allemaal waar. Maar een wereld die niet alleen op gerechtigheid en op dienstbaarheid, maar bovendien ook nog op barmhartigheid is gebouwd, -kan dat? Zie je het al gebeuren? Zie je het al komen?
De jonge Gerard van het Reve stelde dan ook de vraag aan God: 'Dat Koninkrijk van U, -weet u wel - wordt dat nog wat?' (1) Komt daar nog iets van?
Zo'n soort vraag hebben de Farizeeën aan Jezus ook ooit gesteld: ze vroegen hem 'Wanneer komt dat koninkrijk?' En Jezus antwoordde toen: 'De komst van het Koninkrijk van God kun je niet waarnemen. Ge kunt niet zeggen: Kijk, hier is het, of daar is het. Het is aanwezig midden onder u'. (Luc. 17:20-21) Of zoals de nieuwe bijbelvertaling die tekst weergeeft: Het is binnen uw bereik.
Het is er niet, niet aanwijsbaar, niet opzienbarend dus.
Maar misschien kunnen wij de aanwezigheid ervan op sommige plaatsen wel vermoeden. Zou het Rijk van God bv niet aanwezig geweest zijn in het werk van de waarheidscommissie, in Zuid -Afrika?
Zou het misschien ook kunnen dat het Rijk van God soms te vinden is waar wij het niet zouden vermoeden?
In de voorbije weken ben ik toevallig gestoten op het maandblad 'Le Monde diplomatique'. Het blad bestond in 2004 50 jaar. En in het mei nummer van dat jaar gaf de redactie op haar manier een antwoord op de vraag: Waar doen jullie het allemaal voor? De titel boven dat programma-artikel luidde: 'Résistances'. Dat wil zeggen: Situaties waartegen wij ons verzetten. Ze sommen er liefst 38 op. Ze verzetten zich tegen de absolute vrije markt. Tegen het racisme. Tegen de preventieve oorlog. Tegen het terrorisme. Tegen de aantasting van het leefmilieu enz. Maar daaronder zitten 18 zaken waar ze vóór zijn: voor solidariteit, wereldwijd. Voor de rechten van vrouwen. Voor een nieuw soort Marshallplan, nu voor Afrika. Voor één of andere vorm van Tobintaks.
Ze sluiten hun artikel over hun verzet, over hun 'résistances', af met deze zin: "Résister, c'est rêver qu'un autre monde est possible. Et contribuer à le bâtir". (2) Weerstand bieden betekent dat je er van droomt dat een andere wereld mogelijk is. En dat je er aan meewerkt om die op te bouwen. Ik wrijf mijn ogen uit. Ik weet niet wat ik lees.
Ik dacht: Geloven dat een andere wereld mogelijk is en meewerken om hem op te bouwen - waar heb ik dat nog gehoord? Amen
Marcel Heyndrikx SVD
(1) VAN HET REVE Gerard: Nader tot U. (Amsterdam, Van Oorschot, 1969).
(2) Le Monde diplomatique, 51 :602 (Mai 2004) p. 1.