14e ZONDAG DOOR HET JAAR (A) - 5 en 6 juli 2008.
Zacharia 9: 9 - 10.
Mattheüs 11: 25 - 30.
Zusters en broeders,
Stel je voor: je zou eens een tijdje in gedachten doorheen Palestina met Jezus van Nazareth meelopen, voor zover dat, aan de hand van de evangelies, doenbaar is. Veel kans dat je dan zou uitkomen bij deze drie vragen:
1. Wie was die mens nu eigenlijk?
2. Wat wou hij nu toch ?
3. En wat heeft hij tenslotte bereikt?
1. Om maar met die eerste vraag te beginnen. Wie was Jezus van Nazareth toch? Als je hem hebt zien omgaan met mensen van allerlei slag dan ontdek je dat hij iemand was die van mensen hield. Met een speciale aandacht voor mensen die onder de voet waren gelopen, mensen die uitgestoten waren, zieke mensen, gewonde mensen, enfin heel die categorie die hem vanwege de dichter Gerrit Achterberg de titel opleverde: 'Koopman in oud roest'. (1) Hij was wat men heeft genoemd: een mensenmens.
2. En dan die tweede vraag: Wat wou hij toch? Dat was niets meer of minder dan een andere wereld. Een wereld waarin er plaats zou zijn, ook voor die beschermelingen van hem: de verwaarloosden, de uitgebuiten, de mensen die veracht werden of verdrukt. Hij wou een wereld waarin mensen tot hun recht konden komen, waarin ze tot bloei zouden geraken. De laatsten eerst.
En daarvoor zocht hij bondgenoten, medewerkers, mensen die zouden worden bezield door wat hem zelf bezielde: dorst naar gerechtigheid, barmhartigheid en dienstbaarheid. Mensen in dienst van een wereld die hij noemde: Het Koninkrijk van God.
3. Wat is daarvan terecht gekomen, wat heeft hij tenslotte bereikt?
Een succes kun je het moeilijk noemen. Als je er lang over nadenkt, zie je dat hij op een dieper niveau beschouwd, in feite alleen is gebleven. Hij moet, heb ik de laatste tijd gedacht, een erg eenzaam man zijn geweest.
Wie is er eigenlijk met hem mee op de kar gesprongen? Wie heeft er zich samen met hem, voor de komst van die nieuwe wereld ingezet.?
Om maar dicht bij huis te beginnen:Over Nazareth, waar hij vandaan kwam, wordt er gezegd dat hij bij zijn dorpsgenoten niet veel wonderen kon doen, vanwege hun ongeloof. (Mattheüs 13: 58) Van zijn familieleden moest hij het ook niet hebben. Die zeggen op een bepaald moment tot hem 'Waarom ga je niet naar het feest, naar Jerusalem? Als je toch zo graag in de kijker wilt lopen, dan moet je ginder naartoe. Ginder is het te doen'. De evangelist Johannes merkt daarbij op: 'Ook zijn familieleden geloofden niet in hem' (Johannes 7:5) Ook die niet. Zelfs die niet.
Bij Marcus komt hun weerstand tegen hem nog veel sterker naar voren. Daar staat er: 'Toen zijn verwanten hoorden (wat hij allemaal deed en zei ) trokken ze er op uit om hem mee naar huis te nemen. Want men zei dat hij zijn verstand verloren had'. (Marcus 3: 21) Die nieuwe wereld - ze zaten er in zijn familie niet op te wachten. Zijn leerlingen dan, zijn leerlingen tenminste? Waren dat zijn bondgenoten? Waren zij, net als hij, gegrepen door dat verlangen naar een nieuwe wereld -een wereld van gerechtigheid, van barmhartigheid en dienstbaarheid?
Om het alleen maar eens bij die dienstbaarheid te houden: ze waren er blijkbaar niet op gebrand. Op een bepaald moment, als ze denken dat hij buiten gehoorsafstand is, zijn ze ruzie aan het maken over de vraag wie van hen er straks aan de top zal staan. Wie er in hun wereld de lakens uit zal delen. Dienstbaarheid - dat is wel het verste van hun gedachten.
Daar bovenop krijgt hij op een bepaald moment ook nog de moeder van de zonen van Zebedëus op bezoek. Die vraagt hem: Als dat koninkrijk van u er straks aan komt, dan zal je die jongens van mij toch wel de een rechts en de ander links van u zetten zeker? (Matth. 1 0: 20 -28)
Die nieuwe wereld waar het hem om gaat, eigenlijk snappen ze er niets van.
Het komt voor mijn gevoel misschien nergens pijnlijker tot uiting dan wanneer ze, nog vlak voor zijn hemelvaart, aan hem vragen: Ga je nu het koninkrijk van Israël herstellen? Ze vragen niet naar die nieuwe, die andere wereld, ze vragen om het herstel van die oude wereld, de machtspositie van Israël en van koning David. (Hand. 1: 6) En dat is vlak voor hij afscheid neemt. Jezus en zijn leerlingen, ze lopen daar samen, ja zeker, maar ze zijn door werelden van elkaar gescheiden.
Die nieuwe wereld -hij is de enige gebleven die daarin echt geloofde. Hij is daar tot het einde toe trouw aan gebleven. Die trouw heeft hem tenslotte zijn leven gekost. En verder? Hoe is het dan verder gegaan?
Het blijft een wonder, een Godswonder, dat dat dan op een bepaald moment bij zijn leerlingen toch is omgeslagen. Was dat er niet geweest, dan zaten wij hier ook niet, vandaag.
Wat hem bezielde, wat hem inspireerde, dat heeft hen op een bepaald moment toch te pakken gekregen. Dat noemen ze: zijn Geest, die over hen gekomen is. Waarin dat dan bestaat, dat hebben ze op hun manier geleefd en doorgegeven.
Vandaag worden er in het evangelie, dat ze aan ons hebben doorverteld, twee dingen gezegd in verband met de komst van die nieuwe wereld.
Het eerste gaat over de mensen, die in staat zullen zijn om die nieuwe wereld op te bouwen.
Die nieuwe wereld vraagt om nieuwe mensen, andere mensen. De sterke, de machtige, de grote, de intelligente die zullen het niet doen. Het zullen de anderen zijn de kleinen, de geringen, degene die niet mee tellen. Waarom? Die grote, die sterke, die intelligente, zitten veel te vast aan die oude wereld, aan dat oude systeem. Degene die niets te verliezen hebben, die zul je zoiets zien doen.
Het tweede dat er over de opbouw van die nieuwe wereld wordt gezegd is: dat vraagt om een andere mentaliteit. Daarover zegt hij: 'Leert van mij, ik ben zachtmoedig en nederig van hart'. Zachtmoedigheid: geweld komt er niet aan te pas. Geweld is iets van die oude wereld. En nederigheid: zonder openheid en ontvankelijkheid -dat is zo ongeveer wat er hier met nederigheid wordt bedoeld -zal het ook niet gaan.
'Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?' vraagt Gerard van het Reve. (2) Jawel - maar fanfares, groot vertoon en indrukwekkende overwinningen komen er niet aan te pas. Die nieuwe wereld, heeft hij ooit gezegd die is zo klein, zo onaanzienlijk als een mosterdzaadje. Maar mosterdzaadjes zijn op de groei berekend. Mosterdzaadjes, daar komen op de duur bomen van. Dat wel. Amen.
Marcel Heyndrikx SVD
(1) ACHTERBERG Gerrit: Verzamelde gedichten. Amsterdam, Querido, 1984, p. 922.
(2) VAN HET REVE Gerard: Nader tot U. Amsterdam, Van Oorschot, 1966, p. 155.