A jaar

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. (Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.)
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

31e ZONDAG DOOR HET JAAR (A)   -   2 en 3 november 2002.

1e Lezing: Maleachi 1:14.2:2-2.8-10.
Evangelie: Mattheüs 23: 1-12.


Zusters en broeders,

De woestijnroos: ik weet niet of u ze kent, of u ze ooit heeft gezien.
De verklarende woordenboeken zeggen dat het eigenlijk een kristalformatie is.  Ze ziet er uit als een bloem, als een bloem die verslenst is.  Of misschien juister: als een gedroogde bloem.
Maar er is met haar iets heel speciaals aan de hand.  Wanneer je haar in een schaal met water legt, begint ze na een paar uur langzaam op te zwellen.  Tot ze uiteindelijk helemaal open gaat.
Het is alsof het een bloem is die na zoveel tijd, na zoveel maanden of jaren, weer tot leven komt
Er is in het evangelie van vandaag een stukje tekst dat me deed denken aan die woestijnroos.
Het gaat dan niet om het eerste deel van dit evangelie.  Dat is een strafrede, gericht tegen Farizeeën en de schriftgeleerden.  Niet tegen al die mensen, maar tegen een bepaalde groep onder hen.  De baantjesjagers, de ijdeltuiten, de uitbuiters en compagnie.  Die vindt je overal, en die zijn zoals bekend van alle tijden.  
Over dat gedeelte van het evangelie van vandaag heb ik het nu niet.  Het gaat me om het tweede deel.  Dat deel is gericht tot de volgelingen van Jezus.  Het is ontstaan in de eerste christelijke gemeente, en het is tot die christelijke gemeenschap gericht.
Die volgelingen van Jezus krijgen hier twee dingen op het hart gebonden.
Om te beginnen wordt er tot hen gezegd: Laat het er bij jullie niet aan toegaan zoals bij die Farizeeën en schriftgeleerden.  Jullie zijn allemaal gelijk.  Doe dus niet zoals zij doen.  Laat u geen speciale titels geven, vader, leraar,meester of zoiets.  Jullie hebben maar één vader ,één leraar en één meester.  Laat die titels allemaal weg, behalve die ene: Zusters en broeders.
Het tweede dat aan die gemeenschap wordt gezegd is: Laat degenen onder u die leiding geven niet een trapje hoger dan de anderen gaan staan, maar een trapje lager.  Helemaal beneden, helemaal onderaan.  Want die zijn geroepen om de karweitjes op te knapper waar de anderen hun neus voor ophalen.  Bv om maar iets te zeggen: zij mogen de voeten van de anderen wassen.  
Je kunt over deze tekst heel veel dingen zeggen.  Maar niet dat hij niet duidelijk is.

Dat is de tekst. Daar komt hij vandaan. En daarop is dan de geschiedenis gevolgd.
Wat je met die tekst ziet gebeuren in de loop van de geschiedenis, lijkt heel veel op wat er met een woestijnroos gebeurt: Die tekst verdort, verdroogt, verslenst.
In plaats van een gemeenschap van allemaal gelijken, van harte met elkaar verbonden als zusters en broeders, ontstaat er in de kerk een gemeenschap met twee standen.  De stand van de geestelijken, de clerus, en de stand van de leken.
En de geestelijke stand staat boven de leken.  En niet zo'n klein beetje.  Nog maar een eeuw geleden schreef Pius X in een encycliek dat de kerk een gemeenschap is van ongelijke structuur: de herders en de kudde.  De kudde heeft geen andere plicht dan deze: zich te laten leiden en als een gehoorzame kudde de herders te volgen. (Vehementer nos (1909) nr 11)
Het ging zelfs zover dat, als men sprak over de kerk, men eigenlijk de leiding van de kerk bedoelde.  Alleen de leiding van de kerk, alleen de clerus, was blijkbaar echt van belang.
Minstens vanaf de vierde eeuw, toen het christendom staatsgodsdienst werd, gebeurde er met betrekking tot onze tekst nog iets anders.  De bisschoppen begonnen allerlei eretitels en eretekens van de hogere staatsambtenaren over te nemen.  Ze lieten zich monseigneur noemen, excellentie, eminentie, enz.  De kardinalen werden prinsen van de kerk genoemd, de bisschoppen heetten kerkvorsten en ze woonden in bisschoppelijke paleizen. (1)
Zo ging de tekst over de gelijkheid van alle volgelingen van Jezus en over het niet dragen van titels tenzij die van broeder en zuster, dezelfde weg die een woestijnroos gaat: Hij verdorde, hij verdroogde, het leven was er uit.

Maar er gebeurde met die tekst ook nog iets anders in de geschiedenis - iets wat je eveneens soms met een woestijnroos ziet gebeuren: soms zag je hem als het ware ook tot leven komen.  Bijna alle orden en congregaties hebben dat minstens in het begin van hun bestaan ook geprobeerd: een gemeenschap te zijn van mensen, met elkaar verbonden als zusters en broeders.
Er waren ook periodes in de kerkgeschiedenis waarin de leiding zelf van de kerk die tekst als het ware weer ontdekte.  Neem nu bv de periode van het Tweede Vaticaans Concilie, dat van 1962 tot 1965 werd gehouden.  De bisschoppen die daar bijeen waren wilden toen een tekst opstellen over de kerk.  Een commissie had een ontwerptekst opgesteld, die aansloot bij de opvatting dat de kerk uit twee standen bestond, waarin de geestelijke stand (de clerus) ver boven de leken werd gesteld.
Bij de bespreking van die ontwerptekst hield de bisschop van Brugge, bisschop De Smedt een beroemde toespraak waarin hij aanklaagde dat die ontwerptekst onder andere veel te clericalistisch was, veel te veel nadruk legde op de clerus, op de leiding van de kerk, op de hiërarchie. Hij pleitte er voor dat er een andere tekst zou komen, waarin het accent zou liggen op het volk van God, op de gemeenschap van zusters en broeders.  En binnen in die gemeenschap, niet er buiten of er boven, en in dienst van die gemeenschap, moesten dan de paus en de bisschoppen worden geplaatst. (2)
Voor het eerst in vele eeuwen is er toen door het Concilie een tekst over de kerk goedgekeurd, waarin niet op de eerste plaats over het gezag, over de hiërarchie wordt gesproken, maar over de hele kerk, over priesters en leken samen, over het volk van God.
De theoloog Paul de Haes noemde dat een revolutie, een omwenteling, die op haar terrein zo belangrijk was als de omwenteling die Copernicus destijds op het gebied van onze visie op de kosmos tot stand bracht. (3)
Is daarmee nu alles veranderd in de kerk?  Is ze daarmee nu echt een gemeenschap van gelijken van zusters en broeders geworden?
Neen -er is zelfs nog een lange weg te gaan, maar de eerste stap is wel gezet.
Er is nog altijd heel veel ongelijkheid in de kerk.  Denk bv maar aan de positie van vrouwen in de kerk.  Daar is die ongelijkheid zelfs nog schrijnend.  En er is nog een groot gebrek aan hartelijkheid aan broederlijke en zusterlijke verhoudingen in de kerk, in parochies, in allerlei verenigingen, in onze manier van samenleven als christenen.
Maar de tekst heeft getoond dat hij tot leven komen kan.  En hij zal dat ook verder doen.  Daar wordt voor gezorgd.  Onder andere en misschien wel vooral door de kerkelijke leiding.  Want wat je van haar ook kunt en moet zeggen, ook dit is waar: ze heeft nooit een tekst uit het evangelie geschrapt of weggemoffeld.  Ze bleef al die teksten bewaren, ze bleef ze lezen in de liturgie, ook als dat teksten waren, zoals die van vandaag, die haar feitelijk aanklagen.
Ze bewaarde de woestijnroos.  Ze bleef ons aanspreken als "Broeders en zusters".
Bv als inleiding op de eerste lezing in de liturgie.  Of aan het begin van een homilie.  Toegegeven, het klinkt ongewoon, misschien zelfs wereldvreemd, maar er zit daar meer in, en er zit daar meer achter.
Die vreemde aanspreektitel verwijst zowel naar het verleden als naar de toekomst.  Naar het verleden, naar al die mensen die in de loop van de geschiedenis geprobeerd hebben om van die kerk een gemeenschap van zusters en broeders te maken.  Naar die eerste gemeenschap van Jezus volgelingen ook, waarin die tekst ontstaan is.
Zusters en broeders: die aanspreektitel zet ons ook op weg naar de toekomst toe.  Hij loopt vooruit op wat nog niet is.  Hier nog niet, in onze kapel gemeenschap nog niet, en ook nog niet in federatie of in ons bisdom, of in de grotere en wijdere kerk.  Hij geeft ons huiswerk mee.
Hij is en blijft zoiets als een steun voor ons geheugen.  Hij is zoiets als een specht die klopt aan ons gehoorbeen, zou Oosterhuis zeggen.  Hij herinnert ons eraan dat wij bij elkander horen.  Als gelijken, maar nog meer dan dat: als mensen die met elkander verwant zijn.  Guillaume van der Graft heeft dat poëtisch eens als volgt geformuleerd:
Wij horen bijeen
als de blaren van een boom
als de golven van een stroom
als de letters van een brief

Wij zijn van dezelfde stam
wij dragen dezelfde naam
wij eten hetzelfde brood (4)
Daar is geen woord Chinees bij.  We hoeven het enkel nog uit te voeren.
Amen.

Marcel Heyndrikx SVD

(1)     KLAUSNER Theodor : Der Ursprung der bischöflichen Insignien und Ehrenrechte , in: Idem : Gesammelte Arbeiten zur Liturgie-schichte, Kirchengeschichte und christliche Archäologie (Hg. Ernst Dassmann) Münster 1974, 421 pp. ;pp. 195-211 (Fotokopie D. 1916a )
en :JERG Ernst: Vir venerabilis: Untersuchungen zur Titulatur der Bischöfen in den auszerkirchlichen Texten der Spätantike als Beitrag zur Deutung ihrer öffentlichen Stellung. Wien, Herder, 1970,290 pp. (Fotokopie 1916b)
(2)     DE SMEDT Aemilius in: Acta synodalia sacrosancti Concilii oecumenici Vaticani II (AS) Vol I , Pars IV (Roma, Typis Pol Vat. 1971) pp. 142-144)
(3)     DE HAES Paul: De kerk als dienst aan de wereld (Kasterlee, De Vroente, 1968, 271 pp. , pp 50-55 )
Zie ook: HAAG Herbert : Worauf es ankommt : wollte Jesus eine Zwei-Stände Kirche? (Freiburg, Herder, 1997, 123 SS)
(4)     VAN DER GRAFT Guillaume: Verzamelde Gedichten (Baarn,Bosch en Keuning, 1982, 2 delen, 1167 pp. ; p. 401 (maar dat is een toch wat andere versie)
 

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.