7e ZONDAG VAN PASEN (A) - 11 en 12 mei 2002
1e Lezing: Hand. 1 : 12 -14.
Evangelie: Joh. 17: 1- 11 a.
Zusters en broeders.
Gebed op een kritiek moment: zo zou je de inhoud van de twee lezingen van vandaag kunnen samenvatten. Het gebed van Jezus vindt plaats op de avond vóór zijn lijden. En de situatie waarin het gebed waarover de eerste lezing spreekt, plaats vindt, zou je je als volgt kunnen voorstellen:
Jezus is vertrokken, Hij is er niet meer. Dat is de betekenis van het verhaal over de hemelvaart. De leerlingen van hem die achterblijven, kruipen dichter bij elkaar. De deur goed dicht. Nog eens gecontroleerd. Zo zitten ze daar samen te bibberen.
En dan staat er iets merkwaardigs: ze gaan bidden. En ze houden het vol -dat samenzijn en dat bidden. Er staat: ze bleven volharden in het gebed. (Hand. 1:14)
Gebed op een kritiek moment. Het is naderhand nog dikwijls voorgekomen, in de loop van de geschiedenis.
Als een mens of een groepje mensen op zulke momenten bidt, dan zijn er denk ik drie dingen van belang:
1. Het eerste wat een mens dan moet proberen te doen is: niet zelf praten. Hij of zij moet dan proberen te LUISTEREN. Luisteren naar het woord, dat van God uit naar hem of haar toe gesproken wordt.
Want er wordt op dat moment gesproken. Er wordt in die situatie tot hem of haar een woord gericht. En, waar je misschien niet zo vlug zou aan denken, er wordt op dat moment door God iets tot een mens gezegd. Maar op een manier en op een plek waar wij dat niet verwachten. Niet vanuit de hoogte, niet vanuit de hemel of vanuit de wolken. En ook niet vanuit de diepte. God spreekt tot ons vanuit de situatie waarin we ons bevinden. Dat is zelfs zijn eerste woord tot ons. Gods eerste woord is niet te vinden in de Bijbel. Gods eerste woord, dat zijn wij zelf, ons eigen leven zoals het er nu ligt, met zijn zwakheid en zijn kracht, zijn grote en zijn kleine kanten. Dat eerste woord van God tot ons bestaat in een OPROEP, om in die situatie en mét die situatie iets te doen. Iets wat door niemand anders kan worden gedaan of moet worden gedaan. Een oproep die volstrekt persoonlijk is. Zoals die situatie zelf.
Maar vaak is het heel moeilijk om in die omstandigheden zuiver te horen wat er daar naar ons toe komt van God uit. Omdat er storing zit op onze ervaring. AIIerlei geluiden klinken er door elkaar. Ze zijn afkomstig van erfelijke factoren, van eigen verlangens en angsten, van wat anderen tot ons zeggen en over ons zeggen. Soms ook van goede of toch goedbedoelde raad, die ons niet wijzer maakt.
Allemaal storing, en hoor daar maar eens dat woord van God, die heel persoonlijke oproep die in die situatie tot ons gericht wordt, doorheen.
Daarom is het goed om te proberen dat eerste woord van God dat wij zelf zijn, te verduidelijken door het in verbinding te brengen of te laten brengen door dat tweede woord van God, dat andere woord van Hem, dat inde Bijbel tot ons komt.
Mensen hebben dat vaak gedaan. Om een voorbeeld te noemen: de protestantse theologe Dorothée Sölle vertelt hoe ze op een bepaald moment in haar leven in een heel moeilijk situatie was terecht gekomen. Haar man had haar in de steek gelaten en ze was met twee kinderen achter gebleven. Ze zag er geen gat meer in. Ze wou terug, terug naar de vroegere situatie, terug naar het ongebroken huwelijk. Of nog verder terug, naar het ongeboren bestaan. Ze wou dood zijn.
In die periode schoot haar een woord uit de Bijbel te binnen, een woord dat tot Paulus gericht werd, toen die in een crisis verwikkeld was. God zei toen tot hem: "Mijn genade is u genoeg ". (2 Kor. 12:9) Ze voelde dat dit woord nu, op dit moment tot haar was gericht. Ze is daar niet blij mee. Ze verzet zich tegen dat woord. Want van die genade, daar merkt ze niets van. Ze voelt alleen maar pijn, angst en eenzaamheid. Toch blijft ze dat woord vasthouden. Of houdt dat woord haar vast? Wie houdt wie vast? Het heeft haar uiteindelijk over het dode punt heen geholpen. Het heeft haar op weg gezet naar een nieuwe toekomst. Een andere dan ze had gedacht -maar in bepaalde opzichten ook een rijkere.
Dit is het eerste, denk ik, wat een biddende mens in zo'n situatie moet proberen te doen: niet onmiddellijk zelf aan het praten slaan, maar zich openstellen, luisteren. Luisteren naar dat woord van God dat hij of zij zelf is, in zijn of haar eigen bestaan, op dit eigenste moment. Luisteren naar de oproep die hier en nu vanuit het leven naar hem of haar toekomt. En dat woord dan eventueel trachten te verhelderen door dat andere woord van God, dat misschien vanuit de Schrift wordt aangereikt. En dat soms een mens en zijn leven verhelderen kan, want het woord is een licht.
2. Het tweede, dat tot het gebed in zo'n situatie vaak behoort is: het worstelen met dat woord van God.
Je hele gevoel de kans geven om zich te uiten. Want dat woord van God, zowel dat eerste als dat tweede woord, kan verzet oproepen, angst voor de opgave die er in vervat ligt, en scherp protest.
Dat moet een mens allemaal kunnen uiten, ook in zijn of haar gebed. Dat hoort tot het gebed, tenminste tot het gebed zoals je dat in de Bijbel vindt.
Een paar voorbeelden:
De profeet Jeremia bidt tot God, vanuit een situatie waarin alle perspectief ontbreekt. Jeremia weet zich door God geroepen en gezonden, om zoals er staat: "Uit te rukken en af te breken, op te bouwen en te planten". Want Israel zit op een volkomen verkeerde weg. Maar Jeremia ondervindt dat men in Israel niet op hem zit te wachten. De enen halen hun schouders op voor die zonderling, de anderen drijven een beetje de spot met hem, en een derde groep wordt agressief. Maar luisteren naar hem, dat doet geen kat. En vanuit die vereenzaming bidt de profeet tot God. Hij zegt tot God: "Jahweh, Gij hebt mij verleid, en ik heb mij laten verleiden. Ik ben er in getrapt." (Jeremia 20:7 cf ook 15: 16-15)
Of neem een ander voorbeeld: neem Job.
Job zegt tot God: "Waarom kwel je me zo? Laat me met rust, die korte tijd dat ik hier nog te lopen heb. Kijk nu eens de andere kant op." (Job 7:19 en 10:20)
In het gebed moet er ruimte zijn om je gevoel te uiten. En dan niet alleen de vrome en liefelijke gevoelens, ook de bittere, de agressieve. Ruimte ook voor de klachten waarin je uitdrukt dat je de situatie niet aan kunt, dat je dat woord van God tot u, niet verstaat.
3. Het derde element van dit gebed is: Dat woord, dat tot je kwam, waar je tegenaan hebt geschopt, waar je mee hebt geworsteld op je nemen langzaam, aarzelend wellicht, ja-zeggen. Het begin van een beamen, van wat je als woord van God in je situatie duidelijk is geworden.
Zoiets als een bereidheid, om er op in te gaan.
Het gebed dat vanuit je eigen leven vertrokken is, mondt er ook weer in uit.
Over het woord van God heeft de joodse geleerde Martin Buber ooit gezegd : "Auslegen muss der Mensch die ewigen Worte, und zwar mit dem eigenen Leben".
Gods' woord moet door de mens worden uitgelegd, inde taal van het eigen leven.
Het woord van God dat de mens als een oproep in zijn of haar leven heeft ontdekt, moet nu door die mens worden uitgebeeld, het moet gestalte aannemen in het concrete geleefde leven. Het unieke woord, in het unieke leven.
Ik kan u alleen maar toewensen dat je dit mag ontdekken, dat je op deze manier mag leren bidden in je leven. Want dan heeft een mens zichzelf ontdekt, zijn eigen opgave in dit leven. Hij of zij weet dan: "Dit zijn de dingen waar ik mens -waar ik deze mens- voor was".
Amen.
Marcel Heyndrikx SVD