7e ZONDAG VAN PASEN ( A) - 2 en 3 mei 2008
Hand. 1: 12-14.
Johannes: 17:1-12.
Zusters en broeders,
We zijn onderweg naar Pinksteren toe. Opnieuw, want het is niet de eerste keer dat mensen naar Pinksteren op weg gaan.
We herhalen op onze eigen manier en in onze eigen tijd wat Jezus' leerlingen deden in de periode die volgde op zijn Verrijzenis en zijn Hemelvaart. Er wordt van hen gezegd dat ze toen samen waren in gebed.
Toeval is het dus niet dat de liturgie van dit laatste weekend voor Pinksteren in het teken staat van het gebed. Hun gebed en ons gebed. Je zou kunnen zeggen: 't is er een goed moment om daarover na te denken.
Bidden, het is zo oud als de straat. Mensen hebben het altijd gedaan. En ze doen het nog tot op vandaag. Volgens sociologische enquêtes zijn er zelfs meer mensen die bidden dan je zou verwachten. Maar praten doet men er nauwelijks over. Dat eigen, persoonlijk gebed is geen onderwerp van gesprek.
Wat doet een mens eigenlijk als zij of hij bidt?
Moeilijk te zeggen. Misschien zijn er wel evenveel varianten van gebed als er biddende mensen zijn. Het zal bovendien ook wel zo zijn, dat er klein en groot gebed bestaat, zoals er kleine en grote kunst is, klein en groot geluk, en aan de andere kant van dat spectrum ook klein en groot verdriet.
Wat dat grote gebed en die grote bidders onder ons betreft -er moet van hen toch wel iets te leren zijn?
Wat deden die mensen toen ze baden?
Wat deed die Duitse dominee Dietrich Bonhoeffer bv toen hij bad in de gevangenis van Tegel, in Berlijn? En Etty Hillesum, toen ze bad in de periode dat er rondom haar steeds meer joodse mensen werden opgepakt en verdwenen, de meesten van hen voorgoed? En hoe zag het gebed van de psalmendichters er uit, en dat van de profeten? En last but not least, het gebed van Jezus van Nazareth?
Ik heb de gebeden van die biddende mensen eens naast elkaar gelegd en met elkander vergeleken. En dan zie je dat er een aantal kenmerken van hun gebed naar voren komen die gemeenschappelijk zijn. AI zitten ze niet allemaal tegelijk in elk gebed.
Als een eerste kenmerk komt naar voren dat in het gebed de biddende mens zijn of naar leven, zijn of haar situatie naar voren brengt. Die situatie is even veelkleurig als het leven zelf.
Het kan de situatie zijn van een gekwelde mens.
Vanuit zo'n soort situatie die als hopeloos wordt aangevoeld bidt de dichter van psalm 69 :
'Red mij, God, ik sta tot mijn nek in het water,
ik ben weggezakt in zuigende modder.
Nergens vinden mijn voeten meer vaste grond' (Ps. 69:1-3).
Eeuwen later bidt Etty Hillesum, vanuit een vergelijkbare toestand:
'Het zijn bange tijden, o mijn God.
Vannacht was het voor het eerst dat ik met brandende ogen slapeloos in het donker lag en er vele beelden van menselijk lijden langs me trokken .( 1).
Maar de situatie kan ook heel anders gekleurd zijn, zoals die van Jezus, van wie er op een bepaald moment in het evangelie wordt gezegd dat hij zo verheugd was dat hij het biddend uitjubelde in de heilige Geest. (Lucas, 10:21)
Het tweede kenmerk van het gebed bestaat hierin dat de biddende mens luistert. Zij of hij stelt zich open, voor wat er van uit de situatie waarin men zich bevindt, als een oproep naar voren komt.
Etty Hillesum verwoordt dat zo:
'( ... ) dit ene wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige wat wij in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aan komt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we ook er aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen'. (2)
Een derde kenmerk bestaat hierin, dat in het gebed de gevoelens worden verwoord die de oproep welke men heeft gehoord en de situatie die er mee verband houdt, bij iemand naar boven doen komen. De profeet Jeremia bv uit zijn gevoel van verbittering als volgt:
'Waarom komt er geen eind aan mijn smart,
waarom is mijn wonde niet te helen,
waarom wil ze niet genezen?
Jahweh, Gij zijt voor mij een onbetrouwbare beek
waarop er geen staat valt te maken. (Jeremia, 15:18)
Diezelfde Jeremia, de meest tragische van alle profeten, had ook reeds als volgt gebeden:
'Jahwe, Gij hebt mij verlokt en ik liet mij verlokken,
Gij waart mij te sterk, ik kan tegen U niet op. ( .. )
Het woord van Jahweh brengt mij iedere dag schande en smaad.
Soms denk ik, ik. wil er niets meer van weten,
ik spreek niet meer in zijn naam.
Maar dan laait er een vuur op in mijn hart
het brandt in mijn gebeente
ik doe alle moeite om het in bedwang te houden
maar het lukt me niet'. (Jeremia, 20:7- 9)
Ook Jezus van Nazareth heeft in zijn gebed op het kruis zijn gevoelens verwoord. Die gevoelens van eenzaamheid en van verlatenheid verwoordt hij als volgt:
'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?' ( Matt. 27-46)
Maar de gevoelens die een oproep, een taak bij iemand oproept, kunnen ook positief zijn, zoals bij de profeet Jesaja. In wat zijn roepingvisioen wordt genoemd hoort hij de stem van de Heer die zegt:
'Wie zal ik zenden en wie zal gaan in onze naam?
Ik antwoordde: Hier ben ik, Heer, zend mij'. (Jesaja 6:8)
Er is nog een vierde kenmerk, dat, althans soms, ook aanwezig is. Dat bestaat in een verwoording van de aanvaarding, van wat een mens op zich af ziet komen.
Die aanvaarding, -kome wat komt- drukt Etty Hillesum in haar gebed zo uit:
'Je zult ook nog wel eens schrale tijden in mij beleven, o mijn God, niet zo krachtig gevoed door mijn vertrouwen, maar geloof me, ik zal voor je blijven werken en je niet verjagen van mijn terrein'. (3)
Het komt soms ook tot die volstrekte overgave die Jezus van Nazareth uitdrukt in deze zin :
'Vader, in uw handen beveel ik mijn geest'. (Lucas 23:46 )
Dit is het wat ik van de groten onder ons over bidden heb geleerd: Bidden is, je eigen situatie, je eigen leven ter sprake brengen, voor God. Bidden is verder: luisteren naar wat er vanuit je eigen leven als een opgave, als een oproep naar je toekomt. Bidden is ook nog: je gevoelens, positieve of negatieve, in verband met die oproep verwoorden. Bidden kan tenslotte ook uitmonden in zoiets als aanvaarding en overgave: 'Hier ben ik, kome wat komt'. Bidden, je kan er van alles over zeggen:
Dat het saai is, bv, dat je er je weg niet in vindt, dat het niks voorstelt -dat zal allemaal wel zijn. Maar één ding kun je er niet van zeggen: dat het in al zijn schamelheid niet groot zou zijn. Biddend, op die manier biddend, of bescheidener gezegd misschien, op onze manier biddend, gaan we naar Pinksteren toe. Amen.
Marcel Heyndrikx SVD
(1) De nagelaten geschriften van Etty Hillesum. Arnsterdarn, Balans, 1986, p. 516.
(2) Ibid, p. 516- 517
(3) Ibid, p. 517.