A jaar

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. (Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.)
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

1e ZONDAG VAN DE ADVENT (A) - 30 november 1980

1e lezing: Jesaja: 2:1-5
Evangelie: Mattheüs: 24: 37-44

Vrienden,

In Samuel Becket's toneelstuk 'Wachten op Godot' zitten er 2 mannen op de scene.

Ze doen eigenlijk niets anders dan wachten.
Ze zeggen dingen die niet belangrijk zijn.
Ze doden de tijd. Ze doen eigenlijk maar één ding : ze wachten.
Ze wachten op mijnheer Godot.

En geregeld komt er iemand zeggen:
mijnheer Godot komt vandaag niet.
En dan gaat het wachten voort.

Maar als toeschouwer begin je te denken: misschien komt die mijnheer Godot wel helemaal niet.

Ik denk dat die eerste generatie van kristenen, de generatie zo van de jaren 60 en 70 zich in dat toneelstuk van Becket terug gekend zou hebben.

Ze waren enthousiast begonnen met wachten.
Met wachten op de terugkomst van de Heer.
De terugkomst van Jezus Christus.
Ze dachten dat dat alle dagen kon gaan gebeuren.

Die van Thessalonica -een groepje daar toch- gingen het verst van al: die legden het werk er maar bij neer. Ze vonden dat het niet meer de moeite was om aan het werk te gaan. Straks kwam de Heer immers toch,en dan werd de situatie helemaal nieuw. Paulus schrijft hen dan wel terug dat dat te ver gaat. Hij schrijft die bekende zin -de enige uit de bijbel schijnt het die ook in de grondwet van de Sovjet-Unie staat 'Wie niet werkt moet ook niet eten'.

Maar op een andere vraag van die mensen van Thessalonica zegt Paulus dan toch: Bij de wederkomst van JEZUS zullen eerst diegene verrijzen die al gestorven zijn. En daarna wij, die dan nog zullen leven. Paulus zelf verwacht in die jaren dat hij tijdens zijn leven de wederkomst van JEZUS nog zal meemaken.

Maar de jaren gaan voorbij -en wie niet komt is de Heer. Net zo min als mijnheer Godot. En dat wordt een probleem.

Het wachten verflauwt, de aandacht verslapt.

Wat er dan gebeurt kun je nog het beste lezen in de Openbaring van Johannes. Die openbaring begint met 7 brieven gericht aan de kerken van Klein Azië. Eén van die kerken is die van Laodicea.

En aan die kerk schrijft hij:
'Ik ken uw werken, ik weet dat ge koud noch warm zijt. Ach, waart ge maar warm of koud. Maar omdat ge lauw zijt, spuw ik u uit mijn mond. Gij zegt: Ik ben rijk, ik heb overvloed, ik heb behoefte aan niets. En ge beseft niet dat ge ellendig zijt en erbarmelijk' (Apoc.)

Wat daar begonnen is,dat heeft men wel de eerste verburgerlijking van het christendom genoemd. De veer van de verwachting is gebroken. En nu zijn ze zich gaan installeren. Ze zijn rijk geworden, ze hebben overvloed, ze hebben niets te kort.

Maar de verwachting hebben ze opgegeven.

Het ziet er immers naar uit dat de Heer toch niet komt. Of toch voorlopig niet.

Kijk,dat is de achtergrond waarom je telkens weer in het evangelie teksten vindt, waarin mensen worden aangespoord om de Heer te blijven verwachten. Niet alleen in de evangelie perikoop van vandaag staat dat, maar ook bv. in die parabel van de 10 meisje 5 verstandige en 5 dwaze, die wachten op de bruidegom.

En in de parabel over de dienaren die wachten op de terugkomst ven hun Heer. En in die andere parabel over de talenten.? Er wordt gezegd: vergis u niet, hij kan plotseling komen, als een dief in de nacht -zo onverwacht.

Dat dat met zoveel nadruk wordt gezegd en telkens weer gezegd, dat komt omdat het nodig is: het wachten duurt al zolang en ze worden het moe. En dan gaat de kerk -om die verburgerlijking te kunnen tegenhouden, om te voorkomen dat mensen zich gaan installeren in het hier en nu, en de toekomst, die het voornaamste is, vergeten, dan gaat de kerk zeggen: die wederkomst van JEZUS - die gebeurt ook al op het einde van je leven -die heeft ook al plaats bij je dood. En daarvan weet je niets - dat is ook iets dat plots gebeuren kan.

Daarmee .sloot de kerk aan bij het levensgevoel van de mensen. En niet alleen bij het levensgevoel van de mensen van toen.

Je vindt dat gevoel nu ook nog, onder andere bij dichters.

De dichter Werumeus Buning was een zeer fijnzinnig man. Hij kon enorm genieten van goed eten en drinken. Hij had, zei Maurice Roelands, van hen de fijnste tong van Nederland. En hij kon er zo over schrijven, dat je het bijna zelf heerlijk ging vinden, zelfs als je niet eens zo heel veel om die dingen gaf.

In een van zijn stukjes schrijft hij hoe hij in Frankrijk op een wijngoed de witte Chablis mag proeven. En dat doet hem ineens denken aan een oud Duits wijnlied:

Es wird ein Wein sein
und wir wird nicht mehr sein.

Er zal een wijn zijn
maar wij zullen er niet meer zijn.

En hij gaat verder: de gastheer neemt hen mee naar de jonge stekjes, de volgende generatie van de Chablis. En hij zegt dan tegen hen: Maar of wij de wijn van deze stekjes nog zullen proeven? (Werumeus Buning: Langs s' Heren wegen, p. 126-129).

De Heer kan plotseling komen -hij komt op het eind van je leven. Niemand weet wanneer dat is - leef dus in verwachting naar de toekomst toe.

Maar wat is dat eigenlijk: leven in verwachting, leven naar de toekomst toe?

Dat is niet: allerlei getallen uit de bijbel optellen, om te weten te komen wanneer precies het einde van de wereld er zal zijn: dat is beslist onevangelisch: het evangelie zegt immers van die dag weet niemand iets - ook de engelen in de hemel niet, zelfs niet de Mensenzoon.

Leven in verwachting naar de toekomst toe betekent evenmin: elke morgen zeggen: deze dag zou mijn laatste kunnen zijn. Dat houdt een mens niet vol. En 't lijkt mij ook niet zo gezond.

Leven in verwachting naar de toekomst toe, dat is iets anders dat ziet er anders uit. Dat is leven in de lijn van wat je verwacht.

Als je verwacht dat het nieuwe leven, het leven van de toekomst, een leven van licht zal zijn, -en Goethe zegt men stierf met als laatste woorden: Meer licht -wel begin dan nu met te wandelen in het licht.

Als je verwacht dat het leven van de toekomst een leven zal zijn waarin geen onrecht meer bestaat, begin dan nu met het onrecht in je leven uit te bannen.

Als je verwacht dat het leven van de toekomst een leven van vrede zal zijn, een leven waarin de zwaarden tot ploegscharen zijn omgesmeed, begin dan nu met te werken aan de vrede. Van de vreedzamen is immers gezegd dat ze zalig zijn.

En als je verwacht dat in het toekomstig leven de armen, de vernederden, de verdrukten door God zullen worden hersteld in hun waardigheid en in hun eer, begin dan nu met God te herkennen in de arme, de gekwetste, de mens zonder gewicht en zonder gezicht.

Want dit is leven in verwachting, leven naar de toekomst toe: een melodie inoefenen, waarvan je gelooft dat ze straks zal worden voortgezet - dat ze straks -morgen overmorgen, of over God weet hoeveel jaren - zal worden voltooid.

Marcel Heyndrikx SVD

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.