C jaar

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

29e ZONDAG DOOR HET JAAR (C).   -   20 en 21 oktober 2007.

Exodus 17: 8 -13
Lucas 18 : 1 -8 .

Zusters en broeders, 

Volharden in het gebed: mensen, houdt het vol, houdt het bidden vol, zegt het evangelie van vandaag.  Volharden in het gebed, ge ziet dat gebeuren in de eerste lezing van vandaag.  Mozes, met twee armen omhoog, door twee mannen ondersteund.  Beeld van een mens, die bidt en die dat bidden blijkbaar met grote moeite weet vol te houden.

1.            Nu staat er in datzelfde boek Exodus, het boek over de uittocht nog een andere tekst, die ik nog belangrijker vindt, als het gaat over het volharden van een mens met betrekking tot het smeekgebed.  Al gaat die tekst op het eerste zicht over iets heel anders.

In die andere tekst gaat het er over dat God aan Mozes verschijnt en hem de opdracht geeft om zijn volk uit het slavenhuis Egypte weg te voeren.  Mozes zegt dan: 'Als de mensen mij straks vragen: Wie was dat, die u die opdracht heeft gegeven?  Wat moet ik dan antwoorden?  Hoe is uw naam?'

En de Eeuwige antwoordt dan aan Mozes: 'Ik ben degene die er zal zijn '. (Exodus 3 : 14)  Die naam is meer dan een abstracte informatie.  Iets wat je op een paspoort zou kunnen zetten.  Die naam is een belofte.  De belofte dat God er zal zijn, dat Hij met hen zal zijn.  De belofte dat God het met hen vol zal houden.

Aan de oproep tot mensen gericht om het bidden vol te houden, gaat de belofte van God vooraf: dat Hij zelf, de Eeuwige het met de mensen vol zal houden.

 

2.         Volhouden, volharden of het nu met mensen is of met God, het is soms verre van simpel.  De Bijbel weet er van mee te spreken.

- Kijk maar, als Israël wegtrekt uit de slavernij van Egypte.  Ze zijn op weg naar een eigen land, een land dat hen is beloofd.  Maar dat gesjok door het zand van de woestijn, dat altijd hetzelfde eten, zonder groenten, zonder fruit, dat gebrek aan water dat soms alarmerend is, ze zijn het beu.  Ze dromen luidop van de vis, de augurken, de meloenen, de uien, de prei en de knoflook in Egypte. (Numeri 11: 5)

Ze dromen achteruit.  Volharding, volhouden - ach ze gaan uiteindelijk wel verder.  Hun voeten gaan voort.  Maar is hun hart er nog wel bij?

- Volharding - de profeet Jeremia wist er ook van mee te spreken.  Hij vraagt zich af hoe hij het nog kan volhouden met zijn God.  ( Jeremia 15: 10 -18)

- Volharding - het is zelfs voor Jezus van Nazareth een probleem.  Als hij weer eens geconfronteerd wordt met gebrek aan geloof, zelfs bij zijn eigen leerlingen, vraagt hij zich af: 'Hoe lang moet ik hier nog bij u blijven?  Hoe lang moet ik u nog verdragen?' (Matth. 17: 17) 'Hoe lang houd ik dit nog vol ?'

Het volhouden - het zou mij niet verwonderen als sommigen van u er al een eigen plaatje bij aan het maken zijn: In de trant van: Hoe lang houd ik het nog vol in mijn eigen situatie?  Hoe lang houd ik het nog uit, met mijn man, met mijn vrouw, met mijn kind, met mijn baas, met mijn collega's?

 

3.            In de liturgie van vandaag gaat het om een apart soort volharding, het volhouden met betrekking tot het smeekgebed.

Als daar problemen aan vast zitten, hebben die meestal te maken met het gevoel dat dit gebed niets uit haalt, het wordt toch niet verhoord.

Dat lijkt ook wel de achtergrond te zijn van Jezus' woorden in het evangelie van vandaag.

Er zit echter aan die oproep om te volharden in het smeekgebed nog een heel ander probleem vast.  Ik ben het maar één keer tegen gekomen, maar wel op een manier die ik nooit zal vergeten.

Het gaat om een medebroeder van me, met wie ik jaren heb samen geleefd.  De meest boven-Moerdijkse Nederlander die ge u kunt voorstellen.  Nuchter, zakelijk, voeten op de grond, hard werkend.  Hij heeft in Indonesië twee kerken en een heel dorp gebouwd.  In al zijn nuchterheid leefde hij tegelijk ook in een heel persoonlijke relatie met God.  God was voor hem de meest liefdevolle van alle vaders.  Dat was voor hem geen theorie, dat was zo echt en zo vanzelfsprekend, dat hij er zelfs zonder gegeneerd te zijn kon over praten.

Maar daar zat nu ook zijn probleem met het smeekgebed aan vast.  Niet het volharden was voor hem een probleem, hij vond zelfs dat je er niet moest aan beginnen.  Het smeekgebed was voor hem overbodig.  Je moet je vader toch ook niet altijd aan zijn oren zeuren dat hij dit of dat voor je moet doen?  Als het een goede vader is, dan doet hij dat vanzelf wel.

Dat dacht hij niet alleen, hij leefde zelf ook zo.  Maar dat smeekgebed van de anderen dat liet hem niet los.  Alle theologen waar hij mee in contact kwam heeft hij met dit probleem bestookt.  Waarom toch dat smeekgebed terwijl je weet dat God als een goede vader zich vanzelf om u bekommert ?

De meesten van ons zullen van dit probleem wel niet wakker liggen.  Maar helemaal ongegrond was zijn vraag nu ook weer niet.  Jezus zelf zegt ergens: 'Zoek maar eerst dat Koninkrijk van God (die nieuwe maatschappij van gerechtigheid, van barmhartigheid en dienstbaarheid weet u wel) en al de rest zal u erbij worden gegeven'.  En: 'Uw vader weet wel dat gij dit alles nodig hebt'. (Lucas 12: 31 en 30)  En over het bidden staat er bij Mattheüs ook: 'Gebruikt geen omhaal van woorden zoals de heidenen doen (..) want voordat gij hem vraagt weet uw Vader wat gij nodig hebt'. (Matt. 6: 7 - 8)

Waarom dan toch die aansporing om te volharden in het smeekgebed?

Wat zit daar onder ?

Misschien heeft het wel te maken met die tekst waarmee wij deze homilie zijn begonnen: de tekst in het boek Exodus waarin God zelf belooft te volharden, het met mensen vol te houden.

Zou het niet zo kunnen zijn dat ons volhardend gebed de manier is waarop wij God de kans geven om het met u, met mij vol te houden, dat ons volhoudend bidden het aan God mogelijk maakt om zijn belofte hier en nu, met u, met mij, waar te maken?  God dwingt niet, Gods forceert niets, dat doet hij nooit.  Hij heeft zichzelf van mensen afhankelijk gemaakt.  Alleen daar waar een mens zich voor hem openstelt, kan hij zijn werk verrichten.  En precies zich openstellen voor God, zich blijvend voor hem openstellen, dat doet een mens in zijn volhardend gebed.

In het volhardend gebed komen de trouw van God en de trouw van een mens elkander tegen.  Ze verbinden zich met elkaar.  Tegen die kracht is uiteindelijk niets bestand - geen berg, geen moerbeiboom. (Matt. 17:20 ;Lucas 17:6)

Klinkt wellicht vreemd, maar er zijn er die het hebben meegemaakt.  Misschien wel anders dan ze het hadden verwacht.  Maar er zijn er die het hebben zien gebeuren.

Amen.

 

Marcel Heyndrikx SVD

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.