C jaar

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

3e ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD (C)  -  6 en 7 maart 2010.

Exodus 3:  1 -Ba en 13 ·15.
Lucas 13:  1 - 9.

Zusters en broeders ,

'What is in a Name?'  Een naam wat zegt dat nu?  Die vraag stelt Julia in het toneelstuk van Shakespeare Romeo en Julia. (1)  Julia suggereert met die vraag dat een naam niet zo belangrijk is.  En ze geeft als toelichting: Een roos zou toch even goed ruiken ook al droeg ze een heel andere naam.  Maak u dus niet zo druk over uw naam, Romeo.
Die opvatting van Julia, daar kunnen wij wel inkomen.  
Zo belangrijk is een naam immers ook niet voor ons.  Wanneer we bv aan een kind een naam geven kiezen we gewoon een naam die goed klinkt, of een naam die kort is of die toevallig in de mode is.  Over dat kind zelf zegt die naam niets.
Voor Mozes en voor alle mensen in oude culturen ligt dat anders.  De naam zegt iets over de persoon die hem draagt.  De naam geeft zelfs iets weer van iemands diepste wezen of van de rol die iemand
speelt of spelen zal in de wereld.  Zoals iemand heet, zo is hij of zij ook.
Daarom is het ook heel belangrijk dat je iemands naam kent.  Door de kennis van zijn naam kom je iemand heel nabij.  Iemand laat je dan binnen in zijn intimiteit.
Dat is de achtergrond van die vraag van Mozes, aan de stem die hem aanspreekt vanuit dat braambos dat brandt en niet verbrandt.
Als Mozes straks aan zijn volk moet gaan zeggen dat hij de opdracht heeft gekregen om hen uit de slavernij te bevrijden, om samen met hen uit Egypte weg te trekken, dan is de vraag waar hij op kan rekenen deze: Die geheimzinnige stem, van wie was die?  Hoe is zijn naam?  Mozes krijgt op zijn vraag inderdaad een antwoord.  De Stem antwoordt hem: Mijn naam is: 'Ik ben degene die is zoals ik ben.  Die vreemde naam heeft twee betekenissen.
1.         Ik ben degene die echt bestaat, de werkelijk zijnde.  Een mens bv is niet echt.  Die verschijnt even op het toneel van de wereld en verdwijnt dan weer.  Echt zijn is dat niet.  Dat is er maar een schaduw van.  En de afgoden waar Israël altijd weer achteraan loopt, die zijn ook niet echt.  Die zijn maar wind zegt de profeet Jeremia. (Jer.2:5)  Een stuk hout of steen, een met handen gemaakt ding, staat er in het boek van de Wijsheid. (Wijsh. 14:8)  Ik ben degene die werkelijk bestaat, zegt de Stem, van het begin tot aan het einde van de tijden, dat is mijn naam.
2.         Die naam heeft echter nog een tweede betekenis.  Je kunt de Hebreeuwse of Aramese tekst ook vertalen als: Ik ben degene die er zal zijn.  En dat betekent: Mijn naam sluit voor jullie een belofte in: Ik heb jullie ellende gezien, Ik kom jullie bevrijden.  Daartoe heb ik aan Mozes die opdracht gegeven.  En mijn naam staat daarvoor borg: Ik zal er zijn voor jullie; lk zal er altijd zijn.  Mijn naam betekent: Ik ben degene die trouw is, die jullie trouw zal zijn.
Met die boodschap, en met die wetenschap, trekt Mozes dan naar zijn volk.  En met de zekerheid die in die naam zit, de zekerheid van de Eeuwige, die hen trouw zal zijn, trekken ze uit Egypte weg.
De Eeuwige trekt met hen mee,doorheen de woestijn.ln de wolk overdag en in de vuurzuil bij nacht, staat er.( Exodus 13 : 21).Hij is hen trouw, dat is zijn naam.
Van die naam wordt er gezegd dat hij aanwezig is in de ark, waarin de twee stenen tafelen liggen, waarop de wet wordt bewaard, die Mozes van God op de Sinaï heeft ontvangen.  En later is zijn naam aanwezig in de tempel -daarin woont zijn naam zegt Israël.
En als Jezus zijn leerlingen leert bidden tot degene die hij zijn vader noemt dan luidt één van die beden: 'Geheiligd zij uw naam'. ( Matt. 6: 9).
Op het einde van zijn leven bidt Jezus tot zijn vader: 'Ik heb uw naam bekend gemaakt aan degenen die gij mij gegeven hebt'. (Joh. 17:6)
Zo
is die naam met hen meegegaan, zo is hij zelf met hen meegegaan.  Hij was hen altijd trouw, zelfs als zij ontrouw waren.  Zijn naam stond daarvoor garant.

II.         Klinkt misschien mooi, maar zie je daar ook iets van?
Dat ziet er niet onmiddellijk zo uit.  Van de Eeuwige wordt er gezegd: 'Niemand heeft hem ooit gezien'. ( Joh. 1:18)  En in één van de tafelgebeden die we gebruiken staat er: 'In dit heelal zijt gij onhoorbaar.  En diep in de aarde klinkt uw stem niet.  En uit de hoogte
ook niet'.  Vaak genoeg hebben mensen de indruk dat ze van die trouw van God niet zo bar veel merken.
En vandaar die vraag: Die trouw van God, valt daar iets van te bespeuren?  Valt daar, tenminste soms toch, iets van te zien?  Het
zou wel eens kunnen dat dit het antwoord is: Ja daar valt ooit iets van te zien, maar je moet dan wel in de goede richting kijken.  Je moet u dan herinneren dat er over de mens staat geschreven dat hij is geschapen naar het beeld van de Eeuwige: 'Als het beeld van God schiep hij hem, man en vrouw schiep hij hen'. (Genesis 1:27)
Als dat zo is en als de naam van de Eeuwige is: Ik ben degene die trouw is, dan is er in de trouw van een mens iets van de trouw van de Eeuwige zelf zichtbaar.
Dat is dan de trouw van deze mens die dan echter tegelijkertijd over zichzelf heen wijst, of men zich dat dan bewust is of niet.  Concreet ziet dat er dan misschien als volgt uit:
In De Standaard van 6-7 februari 2010 stond er een interview met Willem Vermandere die 70 jaar werd.  Een van de vragen die de reporter hem stelde was deze: 'Welke levende persoon bewonder je het meest?'  En Vermandere antwoordde: 'Mijn vrouw, zij die er altijd is'.  Of hij dat nu weet of niet -en ik vermoed van niet -zij is dan tegelijkertijd, anoniem, de aanwezigheid van de Eeuwige, van zijn naam, van zijn
trouw.  Soms gebeurt het zelfs dat een mens dat weet.  Dat komt voor.
Bij de seminaristen die zo'n 20 jaar geleden een cursus bij mij volgden, had er zich ook een moeder aangesloten van grotere kinderen.  Over haar ervaringen schreef ze een artikel in TGL (Tijdschrift voor geestelijk leven).  Ze vertelt daarin wat ze met die kinderen meemaakt:
'Ze komen bij me om examenstress te verwerken en ontgoochelingen allerlei te verteren; om liefdesverdriet uit te wenen, -prangende angst kwijt te geraken en diepe twijfels uit te spreken.  Wat moet ik doen?  Wat moet ik doen?  Ik wil wel maar ik kan niet'.  Haar antwoord, de laatste zin van het artikel luidt: 'Ik zal er zijn'.
Enigszins geschrokken door dat antwoord zei ik haar: 'Liesbeth, weet je dat dit de Godsnaam is?'  En ze zei: 'ik weet het'. (2)
Als je ooit zoekt naar zijn aanwezigheid, als je ooit twijfelt aan zijn trouw, kijk dan eens rond.  Maar kijk niet te hoog en zoek niet te ver.  Misschien is hij wel dichtbij.
Amen.

Marcel Heyndrikx SVD

(1)       SHAKESPEARE W.: Romeo en Julia (2:2)

(2)       VOS Liesbeth: Ouders-kinderen-wederzijds (TGL 1983 (39) 127-131.

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.