Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel
bereikbaar te maken. Klik op een link,
om de desbetreffende preek te lezen. Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks
linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.
Zusters en Broeders,
In de jaren 40-45 had Jan Kiemeneij de waanzin gezien. De waanzin van de oorlog.
Hij had er in gezeten, in Rusland. Hij had het kapotgebombardeerde, het vernederde, het failliete Duitsland van na de capitulatie gezien. Hij was naar België teruggekomen en hij was in de repressie beland.
En toen heeft hij deze pentekening gemaakt. Heel de gruwel die hij had meegemaakt heeft hij daarin uitgedrukt.
Centraal staat in deze tekening dat alles verslindende, alles verwoestende vuur. Rondom dat vuur heeft hij vliegtuigen getekend, een vredesduif die wegvlucht, bommen die vallen op een stad. En een man die wordt geëxecuteerd door een vuurpeloton.
Dat alles vernielende vuur is een symbool van de oorlog die mensenlevens verwoest. Die huizen, scholen, kerken en klinieken in as legt.
Naar wellicht heeft dat vuur ook nog een diepere betekenis. Het verwijst misschien niet alleen naar iets wat buiten de mens aanwezig is. Het zou kunnen dat het ook verwijst naar iets wat in de mens zelf aanwezig is: het egoïsme, de machtshonger, de haat, de agressie: dat innerlijk vuur dat in de mens zelf aanwezig is en dat uiteindelijk de oorzaak is van dat uiterlijk geweld, de oorzaak van de oorlog en van alle verwoesting die hij aanricht.
Als je de tekening lang bekijkt, zie je hoe groot de ontzetting was die Kiemeneij heeft aangegrepen. Die ontzetting heeft hij vooral uitgedrukt in twee figuren die op de tekening voor komen.
De eerste figuur is de gestalte van God de Vader, die vaagweg in de wolken boven dat vuur te zien is. God de Vader die zijn gelaat bedekt, die zijn rechterhand voor zijn ogen houdt. En die met zijn linkerhand die gruwelijke wereld daar beneden Hem wegduwt. God weert die verschrikkelijke wereld daar beneden Hem af, die wereld die Hij zo niet heeft geschapen en die Hij zo nooit heeft bedoeld. (1)
Ik weet niet of Kiemeneij de tekst heeft gekend, maar de figuur van God, zoals hij die hier heeft getekend, doet me denken aan een tekst uit de H. Schrift, een tekst uit het boek Genesis. Als de schepping 5 hoofdstukken oud is, staat er in het begin van hoofdstuk 6:
"Toen God zag hoe groot op aarde het bederf onder de mensen geworden was, berouwde het Hem dat hij de mens gemaakt had. Hij kreeg er spijt van". (Gen 6:5)
God keert zich van zijn schepping, die door mensen is bedorven, af. Dat doet hij in het boek. Dat doet hij ook op de tekening van Kiemeneij.
De tweede figuur waarin de kunstenaar zijn ontzetting heeft weergegeven is die van de gekruisigde Christus.
Christus is gekruisigd aan een verwrongen kruis. Want door de oorlog is alles verwrongen, zelfs een kruis. Christus kijkt hier niet naar de toeschouwer, hij kijkt omhoog naar God. Hij heeft aan Gods iets te vragen. Die vraag staat helemaal beneden op de tekening. Als je ze hebt ontcijferd zie je dat daar staat: "Vader, wat voor nut is er geweest in 't storten van mijn bloed?"
In het boek van de profeet Jesaja komt een bepaalde figuur voor die men heeft genoemd: 'De dienaar van Jahweh'. Of ook wel 'de lijdende Dienaar'.
Over die dienaar van Jahweh, die lijdende Dienaar, ging de eerste lezing van vandaag. Wie de profeet met die man bedoelde is voor ons niet meer duidelijk. Zeker is dat het een man was die zichzelf volkomen gegeven heeft, voor God en voor de mensen. En die daardoor mateloos leed over zich heeft gehaald.
De christelijke gemeenschap, heeft in hem een voorafbeelding van Jezus van Nazareth gezien.
Op een bepaald moment is die Dienaar blijkbaar de wanhoop nabij geweest. Hij zegt dan: "Vergeefs heb ik mij afgetobd. Voor niets en vruchteloos heb ik mij met al mijn krachten ingezet". (Jes. 49:4) Dat gevoel van vergeefs te hebben gewerkt vindt ge bij Jezus van Nazareth terug, als hij tegen het einde van zijn leven Jerusalem nadert. Er staat dan dat hij over Jerusalem heeft geweend. (Luc 19:41) En in een andere tekst, zegt hij: "Hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen verzamelen zoals een kloek haar kuikens verzamelt, maar gij hebt niet gewild. (Luc .13:34).
In die lijn, in die traditie staat de vraag die Kiemeneij Jezus in de mond legt, na alles wat er onder de oorlog is gebeurd. "Vader, wat voor nut is er geweest in 't storten van mijn bloed?"
In die twee figuren, in God de Vader die zich van deze wereld afkeert en in Christus die blijkbaar te vergeefs geleden heeft, heeft Kiemeneij zijn ontzetting over wat hij in die oorlog heeft meegemaakt uitgedrukt.
Hij schijnt zich af te vragen 'Is er tegen die gruwel wel iets opgewassen?'
Het eerste wat men met zo'n vraag moet doen is, denk ik, haar volkomen serieus nemen. Dat er in die wereld van ons verschrikkelijke dingen gebeuren en niet eens alleen onder de oorlog, dat hebben we het afgelopen jaar wel ondervonden.
Naar de Bijbel weet daar van mee te praten. "Vertel de Bijbel, dat illusieloze boek, iets over mensen" zegt Oosterhuis ergens.
Voor dat alles verslindende vuur heeft de Bijbel een eigen naam. Hij noemt dat vuur -en dat klinkt misschien vreemd: Duisternis. De macht van de duisternis.
Omdat het een hels vuur is. Een dodend vuur.·Een vuur dat alleen verkoolde resten en zwarte as voortbrengt.
En die donkere macht, die alles vernielt, situeert de Schrift niet buiten de mens. Ze ziet die aanwezig in het hart zelf van de mens.
Bij Mattheus merkt Jezus op:
"Uit het hart van de mens komen boze gedachten voort: moord, overspel, ontucht, diefstal, valse verklaringen, laster'. (Matt. 15:19)
En je kunt het rijtje moeiteloos aanvullen: Uit het hart van de mensen, uit hun verlangen om te hebben en te houden, om te overheersen, komen onderdrukkende structuren voort, misleidende propaganda, ophitsing, haat en oorlog.
Maar de Bijbel gelooft ook dat er in datzelfde hart van de mens een tegenkracht aanwezig is. En dat is het licht dat ook in mensen leeft. Een zwak licht misschien, maar een licht dat het tegen die donkere krachten steeds weer opneemt.
Een licht dat in een mens het goede en waardevolle aanwijst. Een licht waardoor de mens weet wat hij of zij moet doen, wat op hem of haar beroep doet.
Dat licht vindt een steunpunt in Jezus van Nazareth. Die als geen ander trouw is geweest aan het licht dat in hem aanwezig was. Die vanuit dat licht heeft geleefd. En die aan dat licht vasthield, tot in zijn dood.
Het is een bescheiden, bijna onooglijk licht. Het is zo zwak, zo kwetsbaar. In sommige tijden ziet het ernaar uit dat het gedoofd is. Tegenover dat razende vuur van die duistere machten lijkt het lachwekkend, zwak en nutteloos. Dat heeft Kiemeneij aangevoeld, toen hij in 1945 deze tekening heeft gemaakt.
Maar het vreemde is, dat die alles verwoestende, duistere krachten en machten, geen lang leven beschoren is. Het rijk van Hitler dat in de propaganda een 1000 jarig rijk genoemd werd, is zelfs geen 20 jaar oud geworden. En het communisme, dat een veel sterkere inspiratie had, heeft zijn 100e verjaardag ook niet gevierd.
Met het licht dat in mensen woont is dat anders. Dat zwakke, zo kwetsbare licht, heeft op een vreemde wijze een langere adem.
Op Goede Vrijdag werd dat licht dat in Jezus van Nazareth aanwezig was, gedoofd. De evangelist Lucas drukt dat uit in een beeld: Hij zegt: 'Toen Jezus stierf werd het donker, midden op de dag'. (Luc. 2:5:44)
Maar op die duisternis van Goede Vrijdag is het licht van Pasen, is de Paasmorgen gevolgd.
En zo is dat geregeld gegaan, doorheen de geschiedenis. Het licht dat in mensen aanwezig was is geregeld gedoofd. Maar het is ook steeds weer verrezen.
Want dat ongelooflijk zwakke, schamele licht, dat is van goed komaf. Het is met God verwant. Van Hem wordt er in de Schrift immers gezegd: "God is het licht en er is in Hem geen duisternis.
Aan dat licht, dat in deze wereld aanwezig is -dat naast al het andere ook in en door ons in deze wereld aanwezig is, aan dat licht blijft God trouw.
In de psalmen wordt daarvan gezegd: Zijn trouw duurt tot in eeuwigheid. (Ps 102:17 en 116:2)
Amen.
Marcel Heyndrikx SVD
(1) Vgl het thema van Harry Mulisch: De ontdekking van de hemel (A'dam,1992). Besproken in Oosterhuis H. : Een huis waar alles woont. (S.I., Balans, 1996, 190 pp. pp. 42-47.
© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.