C jaar

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

GOEDE VRIJDAG 2004


Zusters en broeders,

Maar in dat kamp maakte hij ook kennis met een derde wereld. In gesprekken van en met enkele kunstenaars die daar ook zaten, ontdekte hij dat er in het leven nog een andere dimensie aanwezig is, een dimensie die boven de wereld van de alledaagse dingen, het werk, het café, de voetbal uitging. Hij ontdekte daar een wereld die hoger of dieper of verder ligt dan wat een mens onmiddellijk bezig houdt. Die 3e wereld sloot aan bij iets wat in hemzelf sluimerend aanwezig was.
In de periode na de oorlog is hij die derde wereld, de wereld van datgene wat boven het alledaagse uitstijgt, nog in een heel eigen vorm, in een heel eigen gestalte op het spoor gekomen. Hij ontdekte de wereld van de religieuze volkskunst. Hij vond die in Zuid Duitsland, in Bohemen en Moravie, en globaal genomen op de Balkan.
In de laatste periode van zijn leven heeft hij ook zelf in deze sfeer gewerkt: Hij maakte onderandere 25 kleine achterglas schilderijtjes. Een reproductie van één ervan ziet u hier in vergroot formaat. Ze is bedoeld als een hulp, om ons op deze Goede Vrijdag dichter bij het lijden en de dood van Jezus van Nazareth te brengen.

De manier waarop de lijdende Jezus hier wordt afgebeeld, is een manier die als eerste kenmerk heeft: een grote eenvoud, een bijzondere bescheidenheid. Als het niet zo negatief klonk zou ik zeggen: een grote primitiviteit.
De kunstenaar treedt als persoon, als individu, hier niet op de voorgrond. Hij werkt hier niet met een stijl die je onmiddellijk in zijn verschillende werken herkent. Hij verbergt zich min of meer achter zijn onderwerpen, en achter de manier waarop het volk die onderwerpen benadert.
Wat me verder in deze eglomisés van Leon van den Eynden treft zijn twee dingen.

1.            Op de eerste plaats is hier aanwezig wat een Duitse auteur zei over alle werken van religieuze volkskunst: Ze getuigen, zei die schrijver van "eine ungebrochene Glaubigkeit" een ongebroken geloof. En van 'ein unmittelbares Vertrauensverhältnis" : een verhouding van onmiddellijk vertrouwen. (1)
Dat maakt dat er in die schilderijtjes een wereld naar voren komt van een bijna idyllische schoonheid. Voor dat iemand dat naïef noemt -in de zin van onnozel, onwerkelijk simpel, moet hij of zij er toch even aan denken dat de man die deze dingen maakte ook de wereld van de concentratiekampen en van de zoutmijnen heeft gekend. Je mag deze werkjes primitief noemen, als je er maar aan denkt dat de filosoof Paul Ricoeur ooit zei dat er behalve een eerste ook nog zoiets is als een tweede naïviteit, dat is de naïviteit van iemand die door de aanvechtingen van het geloof, de onzekerheid en de twijfel is heen gegroeid.
Wie daarvan kon meespreken is die andere schilder van religieuze volkskunst, Felix TIMMERMANS. Precies in de donkerste periode van zijn leven in de repressie na de oorlog, als hij zich geïsoleerd voelt, door vroegere vrienden in de steek gelaten, schrijft hij over zijn eigen volkse religieuze schilderijtjes dit gedicht:

"Met rood en blauw op gouden grond
maal ik mijn englen en Madonen
en wat men van ons Heer verkondt.( .. )
'k Laat d' aarde over aan haar lot
ik droom uiteen in mijn ikonen
dan word ik geest, ik groei in God
de Hemel druipt over zijn randen" (2)

Het is natuurlijk allemaal heel erg kwetsbaar. Het is dan ook niet vreemd dat Leon van de Eynden over de inhoud van zijn werk niet sprak, en dat hij er maar moeilijk toe te krijgen was om het tentoon te stellen.

Zulk soort werk, of als u wil, leven in zulk soort wereld, maakt een mens wel eenzaam. Heel zeker als die mens niet kerkelijk is en dan met deze dingen voor de dag komt. Maar die eenzaamheid is er misschien toch van een speciale soort. Ze doet me denken aan een vers van de dichter, Jacques SCHREURS :

"O daar zijn eenzamen die heerlijk leven

Als tempels waarin God is groot gebleven."(3)

Deze heel eigen benadering van wat wij vandaag, op Goede Vrijdag gedenken, is het eerste dat me treft in dit werkje van Leon van den Eynden.

 

2.         Het tweede dat me in die schilderijtjes van Leonneke (zo noemden de vrienden hem) opvalt is dit: Geregeld zie je dat hij rondom de hoofden van zijn religieuze figuren een aureool schildert, dat hij op een ander werkje naast de gekruisigde Christus een grote mooie bloem neerzet en dat hij zelfs de lijsten van zijn religieuze schilderijtjes versiert.

Het heeft er veel van weg dat hij, gebruik makend van een mogelijkheid die hij in de religieuze volkskunst aantrof, een eigen soort van verering in zijn werkjes tot uitdrukking brengt.

Misschien vindt zijn religieuze schroom op die manier een uitweg. Zich verbergend en ook weer niet. Ingehouden en schuchter wellicht. Juist daarom ook probleemloos authentiek.

 

3.         Mogelijk is er op dit schilderijtje hier, nog iets anders te zien. Misschien wordt er hier nog iets meer gesuggereerd, nog iets meer opgeroepen.

Want zijn er niet die lichtstralen die van het hoofd van de gekruisigde uitgaan, en die wel heel erg opvallend geschilderd zijn? En schijnen die niet in de duisternis, in het donker, dat zowat de hele achtergrond van het schilderijtje vult?

Zou dat licht dat in het donker schijnt niet iets zeggen over die man aan het kruis, die van zichzelf heeft gezegd dat hij het licht van de wereld was? Staat er niet geschreven over hem dat hij kwam als het licht in de duisternis? (Joh. 1: 15)

En waarom staan die twee figuren naast het kruis, Maria zijn moeder en de leerling Johannes, daar niet als verpletterde van smart verwrongen figuren? (Op het retabel van de kruisiging in de kerk van Zemmenich (retabel 12e eeuw) valt Maria in zwijm onder het kruis en Johannes  vangt haar op.) Staan ze daar integendeel niet rechtop, met vertrouwen opziende naar de man aan het kruis?

Misschien zegt dit schilderijtje wel dat deze gekruisigde mens het licht van de wereld is, en dat je in vertrouwen naar hem kunt blijven opzien, tot in het ergste lijden toe, tot in de dood?

Het is niet onmogelijk dat ook dit in en door dit schilderijtje wordt gesuggereerd. Het is niet onmogelijk, het is zelfs niet onwaarschijnlijk. Want op het bidprentje van deze kunstenaar die in 1973 gestorven is, leesik :

"M'n vriend,weet ge niet

dat alles wat wij zien

slechts is een weerschijn

van hetgeen ons oog niet schouwen kan?

Amen.

 

Marcel Heyndrikx SVD

 

(1)       SCHNEE Ernst: Die Volkskunst in Deutschland, p. 2

(2)       TIMMERMANS Felix : Adagio. Amsterdam, Van Kampen, z. j., 37 pp; .p. 13.

(3)     SCHREURS Jacques: Kleine liederen van dood en leven. Utrecht, Spectrum, 1938, 104 pp .. p. 60.

En daar zijn eenzamen die heerlijk leven

Als tempels, waarin God is groot gebleven,

Als kelders waar de wijsheid ligt als wijn;

En zij zijn groot en eenzaam als een plein,

Met middenin de fonk' lende fontein

Die hare banden zingend houdt geheven;

God heeft het plein met schaduwen omgeven

En het gevloerd met louter zonneschijn ...

O, Er zijn eenzamen die heerlijk leven!

 

M'n vriend weet ge niet

dat alles wat wij zien

slechts is een weerschijn

van het zien ons oog niet schouwen kan?

 

M' n vriend hoort ge niet

dat het geraas van hier omlaag

slechts is een zwakke echo

van een jubelende symfonie?

 

(Bidprentje Leon van den Eynden)

zie achterkant van het achterglasschilderijtje (Theo's cadeau)

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.